‘Elke nacht wakker uit een nare droom’

Eigen beeld Beeld: Peter van der Voort

Peter van der Voort slaapt altijd goed in, maar sinds kort slaapt hij ook weer goed dóór. Tijdens de eerste weken van de coronacrisis schrok hij elke nacht om 4 of 5 uur wakker uit een nare droom. “Dan gierde de adrenaline door mijn lijf. Er was zoveel te doen en dat ging ik dan ook doen. Nu ik weet waar we staan en hoe we verder gaan – met enige onzekerheid, maar grosso modo gaan we dit voor elkaar krijgen – voel ik weer rust in mijn lijf.”

Van der Voort neemt alle tijd om zijn ervaringen en zijn visie te delen met de leden van D66 – in dit geval via Skype met de Democraat. Dat deed hij ook tijdens het online congres op 18 april, waar hij samen met minister Sigrid Kaag vertelde over leiderschap in tijden van crisis. “Leiderschap is het eerlijke verhaal vertellen. Eerlijkheid is extreem belangrijk – zeker nu.”

Dit artikel verscheen eerder in Democraat. Geschreven door Jan Vincent Meertens.

Begin februari, nog maar net geïnstalleerd als Eerste Kamerlid voor D66, gingen bij Van der Voort de alarmbellen al af. Hij had de ontwikkelingen in China op de voet gevolgd en zag de verwoesting die het coronavirus aanrichtte in Italië. “Ik weet nog dat ik het er toen met onze fractievoorzitter Annelien Bredenoord over had. Ik vertelde haar hoe zorgelijk ik de situatie vond. Ze vroeg mij of ik dacht dat het echt zo erg zou worden. Ik zei: ja. Ik vond het ongemakkelijk dat het kabinet er zo lichtvoetig over deed, terwijl ik al wist dat we straks met veel te weinig ic-bedden zouden zitten. De behandeling zelf baarde me geen zorgen, we weten hoe we moeten beademen, maar de massaliteit verraste me.”

Het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) beschikte op dat moment over 36 ic-bedden. Als hoofd van de afdeling Intensive Care Volwassenen maakte Van der Voort al vroeg een gedetailleerd plan voor opschaling naar meer dan honderd bedden. “We hebben hard gewerkt om die grote en soms wat logge organisatie heel snel in beweging te krijgen en daar een heel wendbare en veerkrachtige organisatie van te maken. Met materieel, maar ook door verloven in te trekken en met de inzet van ic-ondersteuners, hebben we toen vrij snel 112 ic-plekken weten te creëren.”

Op dit moment (19 april, red.) heeft de UMCG 60 ic-patiënten. Een aantal komt uit de regio, maar het merendeel van de patiënten is overgenomen uit andere ziekenhuizen. “Wij verwachten dat de instroom uit de noordelijke regio nog komt, maar in een meer gecontroleerde toename. We hopen dat tegen die tijd de patiënten uit het zuiden weer zijn ontslagen.”



“Terug naar een normale werkweek op de ic; dat is de uitdaging waar ik nu voor sta”

Peter van der Voort

Van der Voort ziet dat, met sociale vermijding en afstand houden, de ergste piek eraf is. “Maar dat betekent wel dat het langer gaat duren; maanden of misschien nog langer”, waarschuwt hij. “Want wat nog niet geweest is, gaat een keer komen.” Hij voor- ziet een versoepeling van de maatregelen, zoals in Denemarken en Oostenrijk, en daarna weer een toename van het aantal patiënten zodat de maatregelen weer aangescherpt moeten wor- den. Want groepsimmuniteit bestaat nog niet. “We denken dat vijf tot acht procent van de bevolking de ziekte nu heeft door- gemaakt. Dat is nog heel weinig. En dat betekent dat ruim 90 procent van de mensen nog bevattelijk is voor deze infectie. We moeten zoeken naar een niveau dat we aankunnen, waardoor we een enigszins normaal leven kunnen leiden met elkaar en er tegelijkertijd voor zorgen dat ziekenhuizen niet overbelast zijn.” Van der Voort verwacht nog een jaar een opgeschaalde, dubbele ic-capaciteit in het UMCG nodig te hebben. “Maar we zullen toch ook weer naar een normale werkweek moeten. Dat is de uitdaging waar ik nu voor sta, om daar een plan voor te maken, dus voor de korte én de lange termijn.” Hij anticipeert daarbij ook op de nazorg voor de ic-medewerkers. De afdelingen psychologie en psychiatrie zijn daarbij betrokken. “Mijn medewerkers kunnen hun verhaal doen als ze daar behoefte aan hebben. Zeker als we straks gaan afschalen hebben we daar bijzondere aandacht voor.”

Naar welk niveau afgeschaald kan worden – dat is de vraag. Duitsland heeft 36 ic-bedden per 100.000 inwoners, Nederland heeft er zeven. Maar in die basiscapaciteit van ic-bedden ligt volgens Van der Voort het probleem niet. “Wij hebben de intensieve zorg buitengewoon efficiënt ingericht. Ik heb daar in Europees verband onderzoek naar gedaan en dan zie je dat Nederland het meest efficiënt omgaat met zijn ic-bedden. Je meet dat af aan behandelduur en sterfte. Wij hebben een betrekkelijk korte behandelduur en een relatief lage sterfte. We doen dat heel efficiënt in Nederland.” De langdurige, extra belasting op de ic’s door het coronavirus vraagt om andere aanpassingen, denkt Van der Voort. In Nederland zijn er vier ic-verpleegkundigen per bed nodig.

Hun span of control heeft Van der Voort vergroot met ic-onder- steuners. “Medisch personeel dat geen ic-ervaring heeft, maar wel de basale zorg kan verlenen. Dat is het model dat je langere tijd moet zien vol te houden.” Hij vindt dat we nu naar een organisatie moeten waarin dit structureel opgevangen kan worden. “We moeten een model bouwen waardoor we nog steeds efficiënt werken, maar waarmee we makkelijk – op landelijk, maar ook op Europees niveau – kunnen opschalen. Dat gaat nu nog erg geïmproviseerd.”

“Als je het hebt over zorgkosten, dan is het niet vanzelfsprekend dat je alles wat je als dokter wilt doen ook móet doen”

Peter van der Voort

Met grote belangstelling volgt Van der Voort de discussie over de vermeende tegenstelling tussen economie en gezondheid. Hij constateert dat de Nederlandse samenleving de volks- gezondheid belangrijker vindt dan economische groei: “Die keuze is in feite al gemaakt.” Maar begin maart was hij daar nog niet zo zeker van, “toen een wat laconieke premier Rutte besloot om de boel niet meteen op slot te gooien. Ik denk achteraf dat hij zich toen niet realiseerde dat het zo heftig zou gaan worden.” Hij verwacht dat de zorgkosten in Nederland een enorme stijging zullen laten zien – dit jaar én de komende jaren. “Daar heb ik verder geen waardeoordeel over, maar dat geld moet ergens vandaan komen. Dat geld kan dan bijvoorbeeld niet naar sociale zekerheid of naar veiligheid. We moeten daarin een nieuw evenwicht zoeken.” Hij vindt dat medici ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben in deze discussie. “Als je het hebt over de kosten van de zorg, dan is het niet vanzelfsprekend dat je alles wat je als dokter vanuit inhoudelijke motieven wilt doen ook móet doen. Daar botst je maatschappelijke verantwoordelijkheid als dokter soms met je verantwoordelijkheid naar het individu dat tegenover je zit.” Als hoogleraar Healthcare leidt hij een executive course voor leidinggevenden in de gezondheidszorg. “De vraag die we daar stellen is Hoeveel geld moet je uitgeven aan de individuele gezondheid? Die vraag is nu heel actueel. We proberen iedereen te helpen en te zorgen dat er niemand doodgaat. Maar het kost zoveel geld dat we daarmee in een economische recessie gaan. Waar zit de balans?”

Als opleider en hoogleraar is Van der Voort intensief betrokken bij onderwijs. Een deel van het onderwijs gaat ondanks de crisis door, vertelt hij. ‘Zijn’ TIAS School for Business & Society heeft er bijvoorbeeld voor gekozen om de lessen niet uit te stellen en zich snel te ontwikkelen in online onderwijs. “Onze docenten hebben online les gekregen in het online lesgeven. Dat vond
ik erg mooi. Vorige week heb ik zelf een dag online college verzorgd. Ik heb het bewust door laten gaan, ondanks mijn taken bij het UMCG. Ik vind het fijn om ook even iets anders te kunnen doen dan het bestrijden van het coronavirus op de ic.” Van der Voort zet zich al jaren in voor de verbetering van het volwassenenonderwijs. “Dat is een wezenlijk andere manier van onderwijzen dan het initieel onderwijs. Ik ervaar dat bij TIAS en bij de aio’s – de artsen in opleiding. Als docent maak je gebruik van de ervaring van de deelnemers. In een tijd van een- leven-lang-leren wil ik daar graag de aandacht op vestigen.”

Op 4 februari werd Peter van der Voort geïnstalleerd als Eerste Kamerlid, nadat Alexandra van Huffelen de senaat verliet om staatssecretaris van Financiën te worden. Politiek geëngageerd was hij altijd al. Toen hij in 2013 academisch directeur werd bij TIAS keek hij op een hoger abstractieniveau naar de zorg en daarmee naar de wetten die van toepassing zijn op de zorg. “Ik kreeg ook steeds meer de behoefte om er iets van te zeggen. Tijdens een vragenuurtje met de Eerste Kamerfractie op een D66-congres zag ik wat senatoren voor de totstandkoming van die wetgeving betekenen. Ik zat toen in het bestuur van D66 Fryslân en sprak een keer met toenmalig partijvoorzitter Letty Demmers, en zo kwam het kandidaat stellen voor het lidmaat- schap van de Eerste Kamer voor mij in beeld.”

Op 10 maart is de senaatsfractie van D66 voor het laatst bij elkaar gekomen in de fractiekamer op het Binnenhof in Den Haag; nu wordt er virtueel vergaderd. Hij heeft het naar zijn zin in de fractie: “Ik ben vijf dinsdagen in Den Haag geweest en heb er dus goed aan geproefd. Bij de laatste virtuele vergadering zei ik: ik zie jullie nu zo in beeld en ik verlang ernaar om jullie weer in het echt te zien. Ik mis die wekelijkse bijeenkomsten echt.” Van der Voort heeft Financiën; Hoger Onderwijs; en Volksgezondheid, Welzijn en Sport in zijn portefeuille. Financiën is een nieuw vakgebied voor hem. Hij benut zijn dagelijkse treinreis naar Groningen om zichzelf bij te scholen in fiscaal recht. “Ik kan niet alles loslaten en alleen nog maar met het ziekenhuis bezig zijn. Ik wil het onderwerp ook echt door- gronden. Gelukkig kan collega-senator Joris Backer mij daarin steunen. Ik kan altijd bij hem terecht met vragen. Zo vullen we elkaar allemaal heel goed aan.”

Naast al zijn werkzaamheden probeert Van der Voort elke dag ’s avonds thuis mee te eten. Dan vragen ze hem de oren van het hoofd. Zijn vrouw werkt in het onderwijs, en is nu thuis met hun drie kinderen. Hun wereld is, zeker in het kleine Friese dorp waar ze wonen, heel klein geworden, zegt Van der Voort. “Het is best wel pittig voor ze. Ze merken ook wel dat ik met mijn gedachten alleen maar bezig ben met wat er in het zieken- huis en in het land moet gebeuren, maar dat begrijpen ze.”

Op de vraag hoe het met hem persoonlijk gaat, zegt hij: “Ik blij dat ik een hele goede basisconditie had toen deze crisis begon. Ik heb veertien marathons gelopen en ik train regelmatig. Maar de dynamiek helpt zeker ook. Ik krijg veel energie van wat er allemaal gebeurt. Een van mijn motivaties om in de politiek te gaan, is dat ik de dagelijkse zorgpraktijk ken, zie en voel. Bij TIAS kijk ik meer op organisatieniveau naar de zorg. Bij D66 in de Eerste Kamer op macroniveau. Wat ik intrigerend vind, is om te zien hoe die drie verschillende niveaus met elkaar interacteren. Dat is in deze crisis in extreme mate het geval. Het schiet hier meteen van de vloer, waar ik dagelijks sta, naar de politiek. Het geeft me energie om de samenwerking tussen die niveaus te helpen faciliteren. En te verbeteren, want dat is echt nodig gebleken in deze crisis.”

  • 2013-heden Academic Director, TIAS School for Business and Society (Tilburg University)
  • 2014-heden Hoogleraar Health Care, TIAS
  • 2016-heden Chairman task force Health Economics European Society of Intensive Care Medicine
  • 2017-heden Regiobestuurslid D66 Fryslân
  • 2017-heden Secretaris Gemeenschappelijke Intensivisten Commissie
  • 2019-heden Hoofd afdeling Intensive
  • Care Volwassenen (ICV), Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG)
  • 2020-heden Hoogleraar Intensive Care Geneeskunde Rijksuniversiteit Groningen
  • 2020-heden Eerste Kamerlid voor D66