Vragen over de invoering van het sociaal leenstelsel
De basisbeurs was er voor iedereen. Dus ook voor kinderen van ouders die het prima konden betalen. En dat terwijl er maar een beperkt budget is voor onderwijs. Zo ging geld dat bedoeld was voor onderwijs naar inkomen voor studenten. Bovendien was de aanvullende beurs voor veel studenten met ouders met een lager inkomen ook te laag.
Naast de basisbeurs leenden de meeste studenten om rond te kunnen komen.
Als het aan D66 zou liggen, zou er in die periode al meer geïnvesteerd worden in onderwijs. Maar dat geld was er niet. Daardoor ontstond het plan de basisbeurs te vervangen met een sociaal leenstelsel.
In 2015 is het leenstelsel, ook wel studievoorschot genoemd, geïntroduceerd. Het belangrijkste argument om dit in te voeren, was dat we het geld wat hiermee vrijkomt hard nodig hebben. We investeren dit in de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.
In die periode is het leenstelsel ingevoerd. Dat gebeurde in het kabinet van VVD en PvdA. Deze wet werd ook gesteund door GroenLinks en D66. Met de belofte dat extra geld zou gaan naar onderwijsinvesteringen.
Er zitten gunstige voorwaarden aan de lening vast: hij wordt alleen afgelost als je een baan hebt en minimaal het minimumloon verdient. De aflossing is maximaal vier procent van je maandinkomen. Hier krijg je 35 jaar de tijd voor. De aanvullende beurs is bij de invoering van het leenstelsel gewoon gebleven.
Een belangrijk onderdeel van deze wet was ook dat de aanvullende beurs flink hoger werd en voor meer studenten toegankelijk. Als je ouders niet of weinig kunnen meebetalen, heb je nog steeds recht op de aanvullende beurs. Deze is maximaal €419,04.